twee afgietsels van een beker; beker a komt regelrecht uit de gietvorm; gietbramen en giettap (op de plaats waar de gietmond heeft gezeten) zijn nog te zien; het opper- vlak van de beker is roodachtig van kleur; dit zijn de resten van een stof, dodekop genoemd (eeen ijzeroxidever- binding), waarmee de gietvorm werd ingesmeerd, opdat het tin zich niet aan de vorm zou vasthechten; het metaal is dof; beker b is afgewerkt; bramen e.d. zijn door de beker af te draaien verdwenen; op de onderkant van de bodem zijn draai- ringen te zien; ter versiering zijn 4 horizontaal lopende lijnen aangebracht; het metaal heeft glans gekregen; ongemerkt