lichaam uit een stuk in vorm van meloen met 8 parten, voet op krans van 6 gegoten blaadjes, deksel zespuntig gegoten blad, knop krans van 6 blaadjes met 3 bloemen ( twee kelkvormig, een stervormig, geciseleerd);aanzet tuit met opgelegd koolblad; 8 spleetjes in de wand vormen zeef;ebbehouten handvat met bladvorm; aanzet oor bovenzijde met opgelegd gegoten blad; aanzet onderzijde handvat mogelijk gerepareerd (in hout zit naad, aanzet in andere stijl). Gemerkt: stadskeur: onderkant pot meesterteken: PVDS met links halve adelaar en rechts 3 sterren (=meesterteken voor groot zilver) onderkant pot jaarletter: 3Y (1772) onderkant pot.
Petrus van der Steege kwam vanuit Zwartsluis naar Deventer en deed in 1761 belijdenis. Volgens de regels van het goudsmidgilde moest een gezel die van buiten Deventer kwam twee jaar bij één of twee meesters werken voor hij zelf meester kon worden. In 1763 worden zijn drie meestertekens onder nummer 31 op de koperen gildeplaat ingeslagen 2x PVDS (in groot en en klein formaat)en voor groot zilver het merk met de adelaar en de drie sterren.
Op 15 oktober 1763 verwerft hij ook het burgerschap, wat nodig was om als zelfstandige meester te mogen werken.
In januari 1764 trouwt hij met Anna Barabara Kok met wie hij 12 jaar getrouwd blijft. In het voorjaar van 1776 verzoekt hij de kerkeraad om een schriftelijk bewijs van zijn lidmaatschap van de kerk. Dit wordt hem verleend echter geclausuleerd omdat hij inmiddels zijn vrouw verlaten heeft. Op 14 augustus 1776 verlaat hij Deventer.
Om in haar onderhoud te voorzien besluit Anna Barbara Kok door te gaan met de produktie en verkoop van zilverwerk en houdt de knechten van haar man in dienst. Zij gebruikt niet het merk van Petrus PVDS, maar de letters ABK. Het gilde tekende protest aan tegen de gang van zaken. Op 23 december 1783 bepalen schepenen en raden van de stad dat zij met behulp van een knecht door mag gaan met het maken van zilveren voorwerpen, echter wel met het merkteken van haar gewezen man zoals dat op de Kooperen Plaat van 't Gilde staat, (uit: Deventer Zilver, J. R. ter Molen 1972)