1. damesschort van crèmekleurig, gaasachtig goed; afgezet met kant; op de scheiding van schort en kant een band met (machinaal) borduursel; sluitingsband met haak en oog; op de linkerbovenhoek een strik van rood en blauwe zijdeband; 2. damesschort van katoen; gestreept patroon met rode nopjes; bandensluiting; onderkant een smal strookje; 3. damesschort van wit katoen; rond van onderen; langs de zijden en van onderen een kantstrookje; bandensluiting; 4. damesschort van damast katoen met kleine bladtakjes; aan de onderkant een geplooide strook met geschulpte kanten rand; 5. damesschort van fijn wit katoen; aan de onderkant een geplooide strook, geschulpt en met heel zacht blauw (verkleurd?) geborduurd; bandensluiting; 6. werkschort van blauw-wit gestreept boerenbont; onderkant brede geplooide strook (90 cm lang); sluiting d.m.v. koordje met lus en knoop.