2 Breischedes van gedraaid hout en 1 naaldenkoker van bewerkt been
Beschrijving
Een breischede, ook wel breischei of breihout genaamd, is een soort kokertje dat, meestal in schort of broekband, gebruikt werd om tijdens het breien de werknaald in te steken. Door dit steuntje hoefde de naald niet meer vastgehouden te worden, de breisnelheid kon opgevoerd worden, het gewicht van het breisel werd opgevangen, de naald werd ‘verlengd’ en de kleding werd beschermd tegen de vaak scherpe punt van de dunne, metalen naald. Het gebruik van de breischede biedt veel voordelen. Eigenlijk is het vreemd dat dit handige hulpmiddeltje vrijwel geheel in onbruik is geraakt. De oudst gedateerde Engelse breischede is uit 1620 en bevindt zich in het Newark Houses Museum te Leicester.
De breischede is een stukje gereedschap van ongeveer 20 cm, waarvan de functie op het eerste gezicht niet meer duidelijk is. Eén ding hebben ze gemeen: er zit een gaatje in waar de breinaald ingestoken moet worden. Gemiddeld zakt de breinaald zo’n 2 tot 3 cm in de schede. Schepers (schaapherders), boeren en vissers gebruikten veelal een houten schede, die recht, gebogen of gehoekt was of de vorm van een spatel had. Mannen staken de schede aan of achter hun broekband, middenvoor en rechtop. Meisjes en vrouwen staken de rechte (soms gebogen) breischede achter de schorteband, meestal iets schuin of vrijwel liggend. De breischede werd hoofdzakelijk als ondersteuning gebruikt bij het kousen breien.
Bron: Handwerken zonder Grenzen 3/1991 en Weblog Berthi Smit-Sanders 5-2-2006